Leden vertellen

Leden vertellen Martin Bierhaalder

Martin: Voor mij was er geen nazorg

Hij noemt het nog altijd ‘het mooiste beroep van de wereld’ Maar ambulancechauffeur Martin Bierhaalder liep in 2016 tegen zijn grenzen aan. Hij kon niet langer omgaan met zware incidenten en de extreme werkdruk. Hij schreef brieven naar zijn werkgever en talloze instanties, maar tevergeefs. Na lang zoeken vond hij hulp bij de BNMO.  

“In 2016 ben ik ziek geworden en twee jaar later ontslagen en door mijn werk- gever op straat gezet. Gewoon via de Wet poortwachter. Zonder enige vorm van erkenning voor de door mijn werk opgelopen PTSS.” Ambulancemede- werker Martin Bierhaalder (51) vertelt het rustig, maar van binnen moet hij ongetwijfeld nog steeds koken van woede. “De arts van de arbodienst had in zijn eerste evaluatie al geschreven dat ik werk gerelateerde PTSS-klachten had. Kort voordat ik instortte, heb ik in een periode van drie weken ontzettend veel narigheid meegemaakt. Maar er was totaal geen tijd voor nabespreking en verwerking.”

Ambulancechauffeur
In militaire dienst haalde hij als technisch specialist alle chauffeursdiploma’s. Daarnaast beschikte hij over een EHBO- en reanimatiediploma, documenten die hij nodig had om bij de ambulancedienst aan de slag te gaan. “Ik ben een inwerktraject van zes we- ken ingegaan onder begeleiding van een chauffeur en verpleegkundige en daarna twee jaar naar school. Ik wilde heel graag verpleegkundige worden, maar ben opgeleid als chauffeur van de ambulancedienst. Je bent dan meteen assistent-verpleegkundige. Je kent alle medische handelingen die verricht moeten worden. Ik mag alleen geen infusen prikken en intuberen, maar dat heb ik wel geleerd van de verpleegkundige.” 

Liquidaties
Bierhaalder werkte tot 2014 in de regio Amsterdam en kwam vervolgens in de regio Holland-Midden terecht. “Ik zei altijd: ik heb het mooiste beroep van de wereld. Ik heb heel veel mooie, maar ook idiote dingen meegemaakt.” Als voorbeelden noemt hij de liquidaties in Amsterdam van de Holleeder- en Van Houten-clans. “Dat was eigenlijk de reden om over te stappen. Een collega had me verteld dat het in Holland-Midden veel rustiger was.”
Maar deze regio bleek, met een zorg- gebied van bijna duizend vierkante kilometer, allesbehalve rustig. “We moesten vaak met één auto het hele gebied bestrijken. En er gebeurde van alles.” Hij maakte de meest vreselijke dingen mee. “Vier zelfdodingen in één week, een zware aanrijding, een bedrijfsongeval waar een vriend van mijn beste collega omkwam. Dat mocht ik hem dan persoonlijk gaan vertellen.” Daarnaast was hij medewerker van het Team collegiale opvang, bedoeld voor het nabespreken van ernstige incidenten en de verwerking daarvan. “Ik was hiervoor ook opgeleid, maar iedere keer als ik aangaf dat ik zelf na een zwaar incident een nabespreking wilde hebben met het team, werd er gezegd: ‘Ja, protocollair moet het wel, maar we hebben geen tijd, want er ligt nog ie- mand te wachten’. En dan gingen we weer op pad.”

Medische misser
De spreekwoordelijke druppel was een incident, waarbij hij een collega aansprak op een medische misser. “Omdat ik in de calamiteitencommissie zat, wist ik dat deze collega al twee keer eerder een fout had gemaakt. Ik probeerde aan te kaarten dat er tegen het protocol was gehandeld, maar er werd niet naar geluisterd. En vervolgens kon ik weer aan het werk.” Het incident liep zo hoog op dat Bierhaalder door collega’s werd bedreigd. “Ik heb het hele verhaal mee naar huis genomen en raakte het niet meer kwijt. Het is gaan malen in mijn hoofd en begon me ’s nachts te achtervolgen. Dat was me in twintig jaar niet gebeurd.”
Vervolgens kwamen de drie weken vóór het incident ook naar boven. “Er zaten verhangingen bij, vechtpartijen. Ik ben in elkaar geslagen door een patiënt, achter in de auto. Een collega en ik zijn gebeten, bespuugd en geschopt. Daarvan heb ik anoniem aangifte gedaan. Althans, dat dacht ik. Tot het moment dat de politie me duidelijk maakte dat de dader mijn naam en adres had. Mijn werkgever ontkende in alle toonaarden dat daaraan was meegewerkt.”

Protocol
Bierhaalder werd zieker en zieker. “Ik heb zo vaak gevraagd waar ik terecht kon met mijn problemen. Maar de ambulancedienst heeft niks geregeld. Het zijn 25 regio’s met 25 verschillen- de werkgevers. Er is geen overkoepelende organisatie, zoals bij de Politie en Defensie. Iedere regio heeft een eigen manier van werken, buiten de protocollen. Maar er is dan weer geen PTSS-protocol. Dat is eigenlijk heel raar als je bedenkt dat we 8 à 12 ritten per dag doen, waarbij je de meest extreme situaties meemaakt.”
De ambulancechauffur moest het zelf allemaal uitzoeken en kwam uiteindelijk terecht bij Centrum 45. “Daar werd keurig de diagnose PTSS vastgesteld. Er werd me verteld dat wat ik had mee- gemaakt een normaal mens in zijn hele leven niet meemaakt.” Door zijn zoektocht kwam hij ook in contact met de BNMO. Aanvankelijk zag hij alleen informatie voor medewerkers van politie, brandweer en Defensie. “Ik heb gebeld en bleek gelukkig toch welkom. In november vorig jaar heb ik tijdens een etentje van de afdeling Noord-Holland lotgenoten leren kennen. Ik kwam politiemensen tegen die ik van mijn werk kende en ook PTSS hebben. Ik ben dus niet alleen!”

Herkenning
Bij de BNMO kwam hij tot zijn verba- zing ook zijn voormalig collega Mar- cel de Boer tegen. De herkenning is groot. “We hebben samengewerkt bij de Nieuwjaarsramp in Volendam en hij heeft daar PTSS aan overgehouden. Ook hij is op straat gezet en alleen ge- laten.” Uit onderzoek blijkt dat zeker 11 procent van de ruim zesduizend mede- werkers van de Ambulancezorg kampt met PTSS gerelateerde klachten. “Hoe kan het toch zijn dat ik vier jaar lang vrijwel alleen heb geknokt en gevochten als Don Quichot tegen windmolens?”, vraagt Bierhaalder zich af.
De ontvangst bij de BNMO en de Basis noemt hij ‘een warme deken’. “Ik word gehoord, ik krijg steun. Zo ben ik ook aan een maatschappelijk werker ge- komen. Dat was hard nodig, want ik zag het op dat moment helemaal niet meer zitten.” Hij staat inmiddels op een wachtlijst voor een bungalow op het terrein in Doorn en neemt volop deel aan de activiteitenprogramma’s. “Ik ben zelfs gaan duiken. Dat is zoiets moois en rustgevends.”

Erkenning
Als we hem spreken is hij in Doorn om zijn vrouw naar een partnerprogramma te brengen. “Zij is al 26 jaar mijn steun en toeverlaat. Vooral de laatste vier jaar zijn we behoorlijk op de proef gesteld. Zij wordt hier gelukkig niet vergeten.” Inmiddels staat hij zelf onder behandeling bij het Sinaï Centrum. “Daar krijg ik goede hulp, maar de medicatie slaat nog niet aan. Ik slaap nog steeds maar 2 à 3 uur per nacht.”
Tegelijkertijd blijft hij zich inzetten voor erkenning en stuurt brieven naar zijn werkgever en andere instanties, tot aan het ministerie van WVC aan toe. Alleen van Ambulancezorg Nederland heeft hij een reactie ontvangen. Op zijn pleidooi voor samenwerking met organisaties als de BNMO antwoordt directeur Reumer: ‘Op dit moment is het dus zo dat een landelijke aanpak van het thema psychosociale arbeidsbelasting niet passend lijkt binnen de ambulancesector.’ Bierhaalder laat zich niet uit het veld slaan: “Heel veel mensen weten niet wat wij allemaal doen en meemaken. We worden ook nooit genoemd. Daar begint het mee, dat we een stukje erkenning krijgen. Daar wil ik me graag voor inzetten.”