Annelies: Ik heb moeten knokken voor erkenning
Toen haar man de diagnose PTSS kreeg als gevolg van zijn werk bij de politie stond Annelies Saat er alleen voor. Met vallen en opstaan lukte het uiteindelijk om de juiste hulp voor hem te krijgen. Nu werkt zij vooral aan zichzelf, via de partnerprogramma’s van de BNMO. “Het is ook een soort onderhoudsbeurt voor mezelf.”
“Het eerste deel van mijn carrière dacht ik aan mezelf en nu denk ik aan anderen,“ aldus Annelies Saat (49). Ze is leidinggevende geweest bij zorgverzekeraar Achmea, maar door de nasleep van de diagnose PTSS bij haar man Erik, besloot ze op haar veertigste haar leven een andere wending te geven. Nu werkt ze al vijf jaar met veel plezier als schuldhulpverlener in Amsterdam Zuidoost. “Wat mijn man is overkomen, heeft daarbij als een katalysator gewerkt. Maar ik denk dat ik, ook als dat niet gebeurd was, geen leidinggevende zou zijn gebleven. Het leuke van mijn huidige werk is dat ik juist veel heb aan wat ik thuis met Erik heb meegemaakt. Bij ons was het niet het geval, maar ik ken veel mensen die daardoor in financiële problemen zijn gekomen.”
Patissier
Annelies leerde haar man Erik al op haar achttiende kennen. In een discotheek in Utrecht sloeg de vlam over. Vijf jaar later gingen ze samenwonen en ook na de geboorte van dochter Fleur duurde het nog even voor ze trouwden. “We hebben het eigenlijk omgekeerd gedaan”, vertelt ze lachend. Haar man was aanvankelijk patissier en chocolatier van beroep, maar vanwege het onzekere bestaan koos hij voor een geüniformeerd beroep. “Zijn vader werkte al bij Defensie. We zijn nog bij de KMS in Weert gaan kijken, maar daarvan werd ik enthousiaster dan hij, dus het werd de politie.” In 2002 volgde Erik de opleiding in Apeldoorn en werd daarna als hoofd- agent in Utrecht-Overvecht geplaatst. Hij kwam te werken bij het team dat in actie moest komen bij noodsituaties die werden gemeld via 112. Heftig werk, weet Annelies. “Van de mensen van zijn lichting is meer dan de helft ziek of niet meer in dienst van de politie. In die periode was er geen vaste ploeg, hij werkte constant met andere collega’s. Daardoor ging hij zich onveilig voelen, want het is dan lastig om vertrouwen op te bouwen.” Een ander aspect dat heeft bijgedragen aan de situatie van haar man is dat er geen debriefings plaatsvonden. “Ik heb daar zo vaak naar gevraagd, maar een aangrijpend incident werd meestal niet nabesproken. Daar- door stapelden de heftige ervaringen waarmee hij veelvuldig te maken had zich heel lang op.”
Depressief
Achteraf gezien beseft ze dat een zeer ernstig verkeersincident met een dodelijk slachtoffer de al bestaande problemen bij Erik aan de oppervlakte bracht. Voor haar werk bij Achmea zou ze in 2013 aan een grote opdracht beginnen, maar het voelde niet goed. “Ik besloot die klus af te zeggen omdat ik zag dat het niet goed met Erik ging. Hij bleef maar dingen opzoeken over het verkeersincident.” Niet lang daarna biechtte hij Annelies op dat hij depressief was en zelfmoordgedachten had. Omdat het niet meer ging, meldde hij zich eind 2013 ziek. Het was uiteindelijk een uitzending van het televisieprogramma Zembla over een politiegezin dat kampte met problemen, dat bij Annelies de alarmbellen deed afgaan. “Nadat Erik zich ziek had gemeld, werd eerst tegen hem gezegd dat zijn problemen voortkwamen uit een jeugdtrauma. Ik was ervan overtuigd dat hij PTSS had. Ik heb echt moeten knokken voor erkenning van het feit dat zijn problemen te maken hadden met zijn werk. Gelukkig hadden we een goede huisarts.”
Onrust
Via de huisarts kwamen ze bij het Psychiatrisch Diagnostisch Centrum in Diemen terecht. “Daar is Erik getest en de diagnose was overduidelijk PTSS.” De behandeling begon met trauma- therapie in Centrum 45. “Dat had een averechts effect en bracht veel on- rust,” vertelt Annelies. Daarna is door GGZ-Centraal in Amersfoort anderhalf jaar aan zijn persoonlijkheidsstoornis gewerkt. “Er volgde ambulante zorg thuis, die hij nog steeds krijgt, maar ook dat werkt niet meer. Op dit mo- ment heeft hij traumatherapie in het Sinaïcentrum.” Erik heeft inmiddels wel veel baat bij hulphond Feeline. “ Hij kwam niet meer buiten, maar nu laat hij de hond vier keer per dag uit. Hij voelt zich ook beter en durft veel meer. Maar uiteindelijk zijn het, net als zijn accupunctuurbehandelingen, allemaal hulpmiddelen en doen ze niets aan de oorzaak van de problemen. In het Sinaïcentrum wordt daar wel aan gewerkt.”
Steun
Vanuit de politie was en is er volgens Annelies geen enkele steun. Doordat ze voortdurend zelf op zoek moest naar hulp voor Erik, raakte ook zij in de problemen. “Ik was zelf leidinggevende en kon niet begrijpen dat er zo met personeel wordt omgegaan. Via de casemanager die we na lang wachten kregen, heb ik verschillende bijeenkomsten bijgewoond om hiervoor aandacht te vragen. Maar er kwam geen enkele reactie. Ik was razend en hield er zelf een burn-out aan over.”
Haar zoektocht naar lotgenoten leidde via het 24/7-loket naar de Basis (nu NLVi) waar ze bij een ervaringsgroep van partners van politiemensen veel herkenning vond. “Via een programma dat buiten Doorn werd aangeboden, heb ik mensen leren kennen die me op de BNMO-programma’s wezen.” Zo volgde ze verschillende partnerprogramma’s, zoals En hoe gaat het nu met jou? Tijd voor jezelf en Van stress naar Ontspanning, maar ook het programma Dans je ruimte. ”In de creatieve programma’s heb ik dingen van mezelf ontdekt die ik niet voor mogelijk had gehouden. Maar al deze programma’s zijn ook een soort onderhoudsbeurt voor mezelf.”
Voldoening
Het gaat nu goed met Annelies en dat is mede dankzij de carrièreswitch die ze maakte. “Ik verdien veel minder dan destijds bij Achmea, maar ik zie het absoluut niet als een degradatie. Alles wat ik heb meegemaakt, heeft me gevormd tot wat ik nu ben.” Het werk dat ze als schuldhulpverlener doet, geeft haar dan ook veel voldoening. “Mensen moeten het uiteindelijk zelf doen, maar ik geef ze de tools. Als je mensen maar eerlijk en open behandelt, lukt dat wel.” Zo heeft ze ook een spreekuur bij de GGZ. “Door de PTSS van Erik heb ik daar veel mee te maken gehad. Daardoor weet ik dat mensen met psychische klachten vaak heel al- leen staan. Ook voor hen kan ik veel betekenen.” Daar hebben de BNMO-programma’s in Doorn volgens haar zeker aan bij- gedragen. “Ik heb gemerkt dat ze niet altijd vol zitten. Ik zou mensen willen aanmoedigen om zich aan te melden voor een programma. Je houdt er altijd iets aan over: lotgenotencontact, maar ook inzicht in jezelf waar je iets mee kan doen. En, niet onbelangrijk, de omgeving is prachtig. Helemaal geweldig is dat je er kan overnachten. Je bent echt even weg!”