Leden vertellen

Leden vertellen Erika

Erika: Het was echt een openbaring

Dat was ongelooflijk heftig. Van sommige dingen wist ik niet eens dat je ze met zulke kleine kinderen kon doen.” Oud-politievrouw Erika Steinbuch (56) kan er inmiddels over praten, maar het werk voor de Amsterdamse zedenpolitie heeft in belangrijke mate bijgedragen aan haar PTSS. Door de grote drukte werd zij vanuit het Team Grootschalige Operaties (TGO) ingezet bij een onderzoek naar kinderporno dat in 2011 uitmondde in de grootste zedenzaak ooit. De tot 19 jaar en TBS veroordeelde Robert M. had zich bij een kinderdagverblijf vergrepen aan 85 peuters en baby’s, waarvan hij beeldopnames maakte.


Ajax-Feijenoord
Steinbuch kwam via haar werk bij de beveiliging op Schiphol in aanraking met het politievak. “Ik was na drie jaar wel toe aan iets anders, dus ik meldde me voor de testen en werd aangenomen.” Zo kwam ze in 1992 bij de Rijkspolitie terecht. “Na de regionalisering werd ik ingedeeld in de regio Amsterdam op bureau Amstelveen. Ik ging in uniform in een politiewagen op alle meldingen af. Het was hartstikke leuk, want je zat overal met je neus  vooraan.” Toch waren er toen al collega’s die haar waarschuwden voor de gevolgen. “Als ik dan weer iets gruwelijks had gezien, een dodelijke aanrijding bijvoorbeeld, dan zeiden ze wel eens: ga je daar wel goed mee om? Dan zei ik: ik ga daar prima mee om! En dat was ook zo, want ik had nergens last van.” Ook haar diensten bij de Mobiele  Eenheid vond ze ‘geweldig’. “Met Ajax-Feijenoord heb ik stenen opgevangen en alles”, zegt ze lachend. “Dat vond ik helemaal niet erg. Het mooie is dat je in een groep werkt. Je kent iedereen en de groepsbinding is geweldig groot. Dus samen kun je alles aan.”


Recherchewerk
Eigenlijk had ze het prima naar haar zin, maar haar meerdere vond dat er nog meer inzat. “Ik had zulke goede kwaliteiten, zei hij. Je wordt dan zo gepusht dat ik daarin meeging.” Zo kwam ze bij de Districtsrecherche Zuid (DR Zuid). “Er heerste daar een heel andere mentaliteit. Het uniformwerk is veel vriendelijker onderling. De recherche was één grote ruimte met 60 man. Je werkte alleen of met zijn tweeën, die groepsbinding had je daar niet.” Steinbuch kreeg bij de DR Zuid te maken met pittige zaken. “Van zware mishandeling tot liquidaties. Ik heb ook enkele jaren bij het TGO gewerkt, die doen de zwaarste zaken.” Al bij het uniformwerk had zij zich ontpopt als een gelijke van de mannen. Nog sterker: ze werd opgezadeld met extra zware klussen. “Ik moest vaak het slechte nieuws brengen aan ouders als hun kind was overleden. Ik heb zo vaak voor een deur gestaan met de gedachte: ik ga nu je hele wereld kapot maken met wat ik je ga vertellen.”


Zelfhulpteam
Ze kreeg er steeds vaker last van, maar durfde dat niet te laten merken. “Want ik moest stoerder zijn dan de mannen om geaccepteerd te worden.” Vaak lag ze ’s nachts wakker van de gruwelen die overdag de revue waren gepasseerd. “Er was een zelfhulpteam, maar dat waren collega’s. Ze hadden in mijn ogen de deskundigheid niet en als je ze tegenkomt in je werk, wisten ze dus dingen over je, die ik alleen aan een onpartijdige psycholoog wilde vertellen.” Ze had gehoopt dat ze het bij DR Zuid rustiger zou krijgen, maar dat bleek een misrekening. “Zelfmoorden, verkrachtingen, liquidaties, tijdens mijn piket was het altijd raak. En ik ben ook nog vier keer door verdachten in elkaar geslagen.” Signalen dat het mis dreigde te gaan negeerde ze. “Mijn omgeving kreeg toen al in de gaten dat ik abnormaal reageerde op hele heftige dingen.”


Vuurwapengevaarlijk
De ommekeer kwam met de eerdergenoemde kinderpornozaak. “Omdat ik geen kinderen had was de gedachte: ze zal er wel geen problemen mee hebben. Maar ik kreeg er vreselijk last van, ik hoorde die peuters ’s nachts nog gillen.” Zo brak het werk haar steeds meer op. Het begon met lichamelijke klachten als hartkloppingen en migraineaanvallen. Met veel moeite mocht ze van het TGO weer terug naar de recherche. “Ik zette een masker op en ging door met mijn werk. Achteraf hoorde ik dat iedereen mij keihard vond, maar dat was pure zelfbescherming. Ik had een muur opgetrokken.” De lichamelijke klachten bleven toenemen en belemmerden steeds vaker haar functioneren. “Ik probeerde lijken te vermijden en vroeg collega’s om in mijn plaats te gaan.” Een verzoek om overplaatsing leidde ertoe dat ze achtereenvolgens bij het Team Huiselijk Geweld en een observatieteam terechtkwam. “Dat ging al snel mis met een vuurwapengevaarlijke achtervolging. Mijn vrouwelijke leidinggevende zag dat het niet goed ging en zorgde ervoor dat ik mijn wapen moest inleveren. Achteraf hoorde ik dat ze bang waren dat ik helemaal uit mijn dak zou gaan.”


Sinaï-centrum
Ze kwam terecht bij een hulpverlener die haar klachten voor het eerst in verband bracht met PTSS. Ze doorliep verschillende behandelingen, maar gerichte hulp kreeg ze pas toen ze het 24/7 loket van de Basis (nu: Nederlands Veteraneninstituut ) belde. “De volgende dag werd gelijk een maatschappelijk werker gestuurd en werd ik  doorverwezen naar het Sinai Centrum in Amstelveen.” Daar staat ze nu al vier jaar onder behandeling. “Voor  woedeaanvallen ben ik met succes behandeld. Maar ik heb nog steeds nachtmerries. Dan sta ik weer in uniform voor een afschuwelijk lijk.” Toch heeft ze haar problemen met medicatie goed onder controle. ”De lichamelijke klachten zijn weg. En ik sta op de wachtlijst voor een KNGF hulphond. Nu heb ik van een buurtgenoot een assistentiehond die ik regelmatig leen. Zo kom ik toch naar buiten.” Ze zegt dat ze haar rust weer gevonden heeft. “Ik kan weer genieten. Regelmatig ga ik naar Ameland waar ik vrijwilligerswerk doe voor een eendenvijver.”


BNMO
Via het 24/7 loket kwam ze ook in contact met de BNMO. “Toen ik voor het eerst op de OPD in Doorn kwam, was dat echt een openbaring. Bij de politie wist niemand wat PTSS was en daar kwam ik ineens mensen tegen die het ook hadden.” Inmiddels heeft ze al heel wat BNMO-programma’s gevolgd. “Ik doe elk jaar sportieve en creatieve programma’s in Doorn. Het is heerlijk daar. Je bent weg van de boze buitenwereld en het is veilig met lotgenoten. De combinatie met veteranen en ambulancepersoneel is leuk. Ik heb daar vrienden aan overgehouden.” Aanvankelijk heeft ze nog geprobeerd om weer parttime te gaan  werken. “Maar ik trok het niet meer, ik kreeg paniek- en woedeaanvallen en mijn leidinggevende zei ook: je kan niet meer. Het was een proces van jaren om dat  te accepteren.” Over haar behandeling bij de politie is ze positief. “Ik kreeg veel begrip en ze hebben gedaan wat ik wilde. Ik zie nu een  cultuurverandering plaatsvinden binnen de politie. Dat moet ook.” Ook over de financiële afwikkeling is ze content, in tegenstelling tot wat ze hoort van veel oud-collega’s. “Ik ben tevreden met mijn smartengeld, daar kan ik het prima mee uitzingen. Dat geeft zoveel rust.