Martin: Duitsers schoten mijn opa zomaar dood
De verloting van het boek ‘Neergestort’ was aanleiding om een mail te sturen naar de BNMO met het verhaal van de Slag om Wagenborgen. Martin Haan, tweede generatie oorlogsslachtoffer én zelf dienstslachtoffer, heeft -in navolging van zijn ouders- altijd gezwegen over datgene wat hij heeft meegemaakt. Nu, 50 jaar na zijn eigen dienstongeval, deelt hij beide verhalen en brengt daarmee een postuum eerbetoon aan zijn ouders en grootouders.
“Mijn familie, van beide kanten, heeft een verzetsverleden. Naast verschillen- de overvallen op distributiekantoren was één van de verzetsdaden van mijn vader, Henk Haan, samen met zijn aan- staande schoonvader, mijn opa Geert Kok en een verzetsvriend, het in veiligheid brengen van de geallieerde Typ- hoon piloot N.V. Philips van het Rhodesian Squadron, die op 9 april 1945 nabij Wagenborgen. Hij was op 9 april 1945 nabij Wagenborgen neergestort.” vertelt Martin Haan, die het oorlogsverleden van zijn familie tot in de details in kaart probeert te brengen.
Vreselijk drama
De piloot Philips vond onderdak bij zijn opa en oma en dochter Mien, de verloofde van Martins vader. “Hij werd verborgen op een zolderkamertje, waar ik, als ‘leutje ventje’ jaren later sliep wanneer ik bij oma logeerde. Het kan verkeren nietwaar?” Op 23 april 1945 werd Philips door Martins vader en zijn verzetsvriend overgedragen aan de Canadezen die Wagenborgen hadden omsingeld als voorbereiding op het bevrijden van dit dorp. In en rondom Wagenborgen werd hevig gevochten; het dorp lag met enkele andere dorpen in de frontlinie richting Delfzijl. Aan het einde van diezelfde dag vond een vreselijk drama plaats: opa Kok was op weg naar zijn schuur, waar enkele Wagenborgers (en onderduikers) een veilige schuilplaats hadden gevonden. Haan: “Want opa en oma waren ook onderduikgevers. Opa moest slechts enkele meters afleggen van zijn huis naar de schuur, maar op dat moment passeerden enkele Duitsers zijn woning en schoten opa ‘zomaar’ dood.” Nog dezelfde dag, op 23 april 1945, werd Wagenborgen bevrijd. “Dat heeft opa niet meer mee mogen maken, ter- wijl je over enkele uren spreekt tussen de moord op opa en de bevrijding.”
Zwijgen
Thuis werd er nooit gesproken over dit drama. Ook niet over de moord op de broer van Haans vader. “Mijn vader was medeovervaller van het distributiekantoor in Slochteren. Hij is verraden, met vermelding van zijn ouderlijk huis in Onstwedde. Dus de Duitsers kwamen naar zijn ouderlijk huis om hem op te pakken. Wo ist die Heinrich? brulden ze, maar pa was daar natuurlijk niet; hij was ergens ondergedoken, direct na de overval. Omdat ze hem niet kon- den vinden, hebben ze zijn broer Harmannus als represaille doodgeschoten. Hoewel de overval op het distributiekantoor qua buit geslaagd was, kostte hij aan 4 jonge mannen het leven; 3 overvallers en mijn oom.”
Zwijgen was het devies in huize Haan en dat bleef zo. Ook toen Martin als jonge zeemilicien aan boord van Hr. Ms. Friesland zelf het nodige mee- maakte, werd zijn verhaal doodgezwegen. Haan: “Mijn vader, ooit zelf bij de Koninklijke Marechaussee, was best trots dat ik bij de Marine ging. En toen ik, na een ongeval aan boord, weer ‘heelhuids’ thuiskwam, was iedereen thuis natuurlijk hartstikke blij en dankbaar. Maar na één keer mijn verhaal gedaan te hebben, werd er niet meer over gesproken. Beide ouders zijn getraumatiseerd uit de oorlog gekomen en konden wat ik meemaakte aan boord niet hanteren. Ik weet nu zeker: ze wilden wel maar ze konden niet. Toen was dat best moeilijk voor mij. Ik leer tijdens mijn behandelingen traumaverwerking heel veel en daarmee ook over de houding van mijn ouders in die tijd. Die wetenschap voegt een belangrijke dimensie toe aan mijn behandelingen en er ontstaat steeds meer begrip voor hun houding.” Dat hierdoor een link is ontstaan tussen toen (de trauma’s van zijn ouders) en nú (zijn eigen trauma’s) stemt Haan tot dankbaarheid.
Geen nazorg
Het ongeval waaraan Haan refereert vond plaats aan boord van Hr. Ms. Friesland D812, op 18 oktober 1971, tijdens oefeningen, varend in het Skagerak (Noorwegen). Een raketdieptebom explodeerde vroegtijdig door een technische fout. “Het gebeurde op een paar meter afstand van waar ik was. Er zijn toen twee doden gevallen en een achttal gewonden. Ik raakte, als door een wonder, heel licht gewond. Dat voelt nu nog alsof ik een beschermengel had: een wonder dat ik hier zit.” De bemanning van de D812 werd in die periode met nog enkele ernstige ongevallen geconfronteerd. Mogelijkheden om die trauma’s te ver- werken waren er niet. “Bij de Marine kon ik nergens terecht; ook verder binnen Defensie was er geen nazorg. Mij werd slechts een gesprek met een aalmoezenier aangeboden, maar ik wist niet eens precies wat dat was. Nazorg voelde in die tijd voor mij ook niet zo als noodzaak, omdat ik niet beter wist: hoezo trauma’s? Nooit gedacht dat zoiets zich vast kan zetten in je kop. Je pakte de draad weer op en ging over tot de dagelijkse orders aan boord. Maar Defensie, als professionele werkgever, had toen al, hoe dan ook, beter moeten en kunnen weten: hier was nazorg en opvang na ernstige traumatische incidenten meer dan noodzakelijk!”
Vuurwerk
Pas na 47 jaar zocht én vond hij hulp. “Iets wat mij aan het denken zette was het feit dat ik al die jaren erg bang ben voor vuurwerk en alles wat met druk (expansie) te maken heeft. De gevolgen van genoemde explosie. Soms heb ik nachtmerries; dan herbeleef ik die explosie tot in detail; erg beangstigend.” Uiteindelijk komt Haan terecht bij het Veteranenloket en van daaruit bij de GGZ Drenthe. Hij ontvangt maatschappelijk werk aan huis. Hij leert langzaamaan om te gaan met de angsten en herbelevingen én met het verdriet dat hem altijd is blijven achtervolgen. De tijd van wegstoppen en ‘niet meer over praten’ sijpelt langzaamaan weg.
Sinds vorig jaar bezoekt hij programma’s van de BNMO. “Ik vond dat erg spannend en ik wilde halverwege de reis weer naar huis gaan. Maar toen ik eenmaal in Doorn was, werd ik daar opgewacht door een BNMO-medewerkster die mij, geruststellend, naar het programma begeleidde”. Inmiddels heeft Haan aan twee programma’s deelgenomen en daar deelde hij zijn ervaringen, eigenlijk voor het eerst met lotgenoten die hij niet kende. “Dankzij mijn behandelingen leer ik mijn angsten enigszins te beheersen en te hanteren en ik leer dat mijn verdriet er mag zijn. Ook leer ik eindelijk, zij het mondjesmaat, mijn ervaringen te delen, maar leer daarnaast óók hier niet langer over te zwijgen”. Door zijn PTSS en de behandelingen hiervoor is er een link ontstaan tussen hun trauma’s en zijn trauma’s en dat verdiept de relatie tussen Martin en zijn ouders. ”Daardoor leer ik steeds beter begrijpen waarom mijn ouders handelden zoals zij handelden en groeit het respect voor hen en ook de trots.”